33584 |
sap van een vrucht |
sap:
saap (Q016p Lutterade),
WBD/WLD
saap (Q016p Lutterade),
sāāp (Q016p Lutterade)
|
Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
I-7
|
28797 |
satijn |
satijn:
sǝtīn (Q016p Lutterade)
|
Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.]
II-7
|
21025 |
savooiekool |
groen moes:
klemtoon op de eerste lettergreep
grēūn mōōs (Q016p Lutterade),
groene kool:
greune kèùël (Q016p Lutterade),
schelk:
sjèlk (Q016p Lutterade),
WBD/WLD
schelk (Q016p Lutterade)
|
[N Q (1966)]De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)] || savooie kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
sjabbeleer (Q016p Lutterade)
|
Een scapulier of skapulier: lapjes gewijde stof, door linten of band met elkaar verbonden en (door leken) onder de kleding op borst en rug gedragen [schabbelier, sjabbeleer?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31806 |
schaaf |
schaaf:
šāf (Q016p Lutterade)
|
Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.]
II-12
|
28100 |
schaafketting, schaafkabel |
staalkabel:
štoalkābǝl (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De ijzeren ketting of stalen kabel waarmee de schaaf van de koolploeg langs het koolfront heen en weer wordt getrokken. Op de mijn Maurits waren volgens de invuller uit Q 15 zowel schaven als ploegen in gebruik. Een schaaf was soms kleiner dan een ploeg. In zo''n geval liet men meerdere schaven langs het front lopen. Deze waren onderling verbonden met een staalkabel. De ploeg daarentegen was zwaarder en werd daarom voortbewogen door middel van een ketting. [N 95, 602; monogr.; N 95, 663]
II-5
|
19507 |
schaal |
schaal:
schaal (Q016p Lutterade)
|
schaal [SGV (1914)]
III-2-1
|
23631 |
schaalcollecte |
schaalcollecte:
sjoalcollekte (Q016p Lutterade)
|
Een schaalcollecte, een collecte voor een bijzonder doeleind, waarbij met neen open schaal werd rondgegaan [schaolkollekt?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23977 |
schaamte |
schaamte:
sjeamde (Q016p Lutterade)
|
Schaamte [schamte, schèmt. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34381 |
schaap |
schaap:
sǭp (Q016p Lutterade)
|
Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.]
I-12
|