e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaften botteren: bǫtǝrǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]), buffelen: bøfǝlǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Eisden]), schaften: sjafte (Lutterade), šaftǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Emma]), ungeren houden: onjere aauwe (Lutterade) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || schaften [SGV (1914)] || Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690] II-5, III-3-1
schaftlokaal schaftlokaal: šaflokāl (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Lokaal waar men de boterhammen verorbert. [N 95, 6] II-5
schafttijd ungeren: onjere (Lutterade) schafttijd [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: schanj (Lutterade), sjanj (Lutterade) schande [SGV (1914)] || Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)] III-3-3
schapen naar de graasplaats leiden naar de graasplaats brengen: nǭ dǝ grāsplāts brɛŋǝ (Lutterade) [N 77, 51] I-12
schapenscheerder scheerder: šē̜rdǝr (Lutterade) Persoon die beroepsmatig schapen scheert. Volgens de informant van L 265 (Meijel) kan de schapenscheerder ook de schapenboer zelf zijn. [N 77, 47] I-12
schede schede: scheij (Lutterade) scheede [SGV (1914)] III-2-1
scheef, niet recht scheel: sjeal (Lutterade), schuin: schuin (Lutterade) van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)] III-4-4
scheel zien schelen: sjeale (Lutterade) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)] III-1-1
scheen scheen: scheen (Lutterade) scheen [SGV (1914)] III-1-1