25070 |
schilfer |
schilfer:
sjilfer (Q016p Lutterade),
sjilver (Q016p Lutterade)
|
een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21086 |
schimmel |
schimmel:
šømǝl (Q016p Lutterade)
|
Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31]
I-9
|
24491 |
schimmel (plantje) |
duivelsspie:
speeksel vd duivel
duuvelsspie (Q016p Lutterade),
schimmel:
schummel (Q016p Lutterade)
|
Plantje, behorend tot de zwammen, draadvormig, zonder bladgroen, maar bestaande uit een zwamvlok en zwamdraden (schimmel). [N 92 (1982)] || schimmel (plant) [SGV (1914)]
III-4-3
|
21440 |
schimpen |
schimpen:
schumpe (Q016p Lutterade)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21244 |
schip |
schip:
schēēp (Q016p Lutterade)
|
schip [SGV (1914)]
III-3-1
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
schoon (Q016p Lutterade),
sjōōn (Q016p Lutterade)
|
schoen [SGV (1914)] || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
schoon (Q016p Lutterade)
|
schoenen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
18465 |
schoenen poetsen |
wiksen:
wiksen (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
Schoenen poetsen (kuisen, poetsen, blinken, wieksen) [N 79 (1979)]
III-1-3, III-2-1
|
18347 |
schoenlepel |
schoenslepel:
sjoonsléépel (Q016p Lutterade)
|
schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18394 |
schoensmeer |
wiks:
wiks (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
Smeersel om het leer van schoenen op kleur en soepel te houden (blink, wieks, creme, schoenpoets) [N 79 (1979)]
III-1-3, III-2-1
|