24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
dikke bromvlieg:
dikke brŏmvleeg (Q016p Lutterade),
strontvlieg:
WBD/WLD
sjtrontvleeg (Q016p Lutterade)
|
Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17691 |
blazen |
blazen:
WBD/WLD
bloaze (Q016p Lutterade),
spoezen:
sjpoeze (Q016p Lutterade)
|
Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
28056 |
blazer |
blazer:
blǭzǝr (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een uitstroming van gas uit een nauwe spleet van de koollaag of het nevengesteente. Volgens de invuller uit Q 121c kwam het verschijnsel met name voor in gasrijke mijnen zoals de Maurits, de Emma of de Hendrik. In het Kempens Bekken kent men volgens de zegsman uit L 417 geen blazers. Wel komen er ooit plotselinge uitbarstingen voor. [N 95A, 16; monogr.]
II-5
|
17986 |
bleek |
bleek:
bleik (Q016p Lutterade)
|
bleek [SGV (1914)]
III-1-2
|
17988 |
bleek zien |
krijtwit:
hé is krietwit (Q016p Lutterade)
|
bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)]
III-1-2
|
29824 |
bleke steen |
bleek gebakken plavuis:
blęjk ˲gǝbakǝ plavȳs (Q016p Lutterade)
|
Metselsteen die onvoldoende doorbakken is. [N 98, 165; S 37; monogr.; N 30 add.]
II-8
|
19344 |
blij |
blij:
blie (Q016p Lutterade)
|
blij [SGV (1914)]
III-1-4
|
24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
plakken:
iemand die dit doet: plekploasten.
plekken (Q016p Lutterade),
pleisteren:
pleastere (Q016p Lutterade)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24969 |
blijven wachten |
wachten:
wachte (Q016p Lutterade)
|
ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27659 |
blijvend invalide |
invalide:
envǝlit (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
[N 95, 968]
II-5
|