32749 |
spitten |
graven:
grãvǝ (Q016p Lutterade)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|
28019 |
splijtvlakken in de koollaag |
splijtvlakken:
(enk)
šplītvlak (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Scheuren in de koollaag die zijn veroorzaakt tengevolge van de gebergtevormende bewegingen in de aardkorst waaraan de koollagen tijdens en na het ontstaan blootgesteld zijn geweest. Door de splijtvlakken is de koollaag als het ware in tegen elkaar liggende lagen of banken verdeeld. Vakkundig gebruik maken van de splijtvlakken beïnvloedt de prestatie van de mijnwerker gunstig. Volgens de informant van Q 15 was het het gemakkelijkste werken als de splijtvlakken parallel liepen aan de transportrichting. Soms kon men dit bevorderen door het gehele pijlerfront iets te draaien. [N 95, 504; monogr.]
II-5
|
24706 |
splitsing van de stam |
vergaffeling:
v’rgaffeling (Q016p Lutterade)
|
Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23327 |
spoken |
spoken:
schpooake (Q016p Lutterade)
|
spoken (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
23328 |
spoken (ww.) |
spoken:
schpooake (Q016p Lutterade)
|
spoken (ww.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
23329 |
spook |
spook:
schpooak (Q016p Lutterade)
|
spook [SGV (1914)]
III-3-3
|
28340 |
spoorploeg |
spoorploeg:
špoarplōx (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De ploeg die verantwoordelijk is voor het aanleggen van nieuwe sporen en het onderhouden van de bestaande. [N 95, 697; monogr.]
II-5
|
21160 |
spoorweg |
ijzerbaan:
Opm. is verouderde benaming.
iezerbaan (Q016p Lutterade),
ijzerweg:
iezerweag (Q016p Lutterade),
spoor:
spoar (Q016p Lutterade)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspø̜̄r (Q016p Lutterade),
hānǝspǭrǝ (Q016p Lutterade)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
19359 |
spotten |
schampen:
schampe (Q016p Lutterade)
|
spotten [SGV (1914)]
III-1-4
|