24579 |
stam van de boom |
stam:
WBD/WLD
sjtam (Q016p Lutterade)
|
Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
staasje (Q016p Lutterade),
statie (Q016p Lutterade)
|
de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21260 |
steeg, steegje |
gats, gatsje:
gats (Q016p Lutterade),
gätske (Q016p Lutterade),
steeg, steegje:
schteeg (Q016p Lutterade),
schteegske (Q016p Lutterade),
sjteeg (Q016p Lutterade)
|
een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || steeg [SGV (1914)] || steegje [SGV (1914)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
steek:
schtēēk (Q016p Lutterade)
|
steek [SGV (1914)]
III-1-2
|
19408 |
steelvormig handvat |
handvat:
handjvat (Q016p Lutterade),
steel:
schtēēl (Q016p Lutterade)
|
Rechte greep waarmee b.v. een pan, kan pot, lepel, vork wordt aangepakt (steel, handvat, handsvat) [N 79 (1979)] || steel [SGV (1914)]
III-2-1
|
20942 |
steen |
pit:
WBD/WLD
pit (Q016p Lutterade),
steen:
sjtein (Q016p Lutterade)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
27392 |
steenberg |
steenberg:
stęjnbɛrx (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een hoge steenhoop in de nabijheid van de mijnen waarop het niet gebruikte gesteente wordt gestort. [N 95, 34; Vwo 733; Vwo 742; Vwo 755; Vwo 775; Vwo 798; monogr.]
II-5
|
27964 |
steendam |
steendam:
štęjndam (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een soort galerijbeveiliging bestaande uit twee evenwijdig aan de galerij lopende steenmuren waartussen een steenvulling is aangebracht. De steenmuren moeten met de hand worden opgetrokken en zijn samengesteld uit brokken steen. [N 95, 586]
II-5
|
27784 |
steengang |
steengang:
štęjngaŋk (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De term steengang wordt in de Belgische mijnen gebruikt voor iedere gang die door het gesteente wordt aangelegd: "In Belgisch-Limburg zegt men "steengang" voor al de tunnels doorheen de steenrots gegraven" (Defoin pag. 29). In de Nederlandse mijnen maakt men een onderscheid tussen steengangen en steengalerijen. Een steengang is een mijngang in het gesteente, die dwars op de strijkrichting van de koollagen wordt gedreven. De koollagen worden door een steengang dus doorsneden. Een steengalerij daarentegen loopt evenwijdig aan de strijkrichting van de koollagen (zie ook het lemma Steengalerij): "In Nederlands-Limburg slaan de termen "gang" en "galerij" niet op de steenrots of op de kolenlaag, maar wel op de al dan niet haakse richting ten opzichte van de steenbanken, zodat men er steengangen en steengalerijen heeft" (Defoin pag. 29). [N 95, 180; N 95, 795; N 95, 372; monogr.; Vwo 298; Vwo 335; Vwo 735; Vwo 791]
II-5
|
28206 |
steengruis |
gruis:
grȳs (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Steen in verbrijzelde, verbrokkelde toestand. [N 95, 549; N 95, 795]
II-5
|