21818 |
traag praten |
zemelen:
zemele (Q016p Lutterade)
|
traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21384 |
trakteren |
trakteren (<lat.):
trakteere (Q016p Lutterade)
|
trakteeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
28231 |
transport |
vervoer:
vǝrvø̄r (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Algemene benaming voor alles wat in het ondergronds bedrijf verband houdt met het vervoeren van personeel, materiaal, kolen en stenen. [N 95, 610; N 95, 611; monogr.; Vwo 787; Vwo 827]
II-5
|
28367 |
transportband, bandtransporteur |
transportband:
transpǫrtbanjtj (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Band zonder einde die tussen twee keerrollen en over een aantal draagrollen loopt. De band dient voor het transport van kolen of stenen en in sommige gevallen ook voor het vervoer van personen. Het woordtype "meco" van de respondenten uit L 417 en Q 3 duidt op de naam van de firma die de banden fabriceert (Defoin pag. 92). [N 95, 635; Vwo 89; Vwo 661; Vwo 788]
II-5
|
17928 |
trant |
loop:
luip (Q016p Lutterade)
|
gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19378 |
trap |
trap:
eine schmale trap (Q016p Lutterade),
trap (Q016p Lutterade)
|
Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] || trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
28892 |
trapnaaimachine |
trapmachine:
trapmǝšin (Q016p Lutterade)
|
Naaimachine die men door trapbewegingen van de voet in beweging zet. [N 59, 17b]
II-7
|
17958 |
trappelen |
trampelen:
trampele (Q016p Lutterade)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23282 |
trappist |
trappist:
Trappis (Q016p Lutterade)
|
Een Trappist [Latrap]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19850 |
trechter |
trechter:
trechter (Q016p Lutterade)
|
trechter [SGV (1914)]
III-2-1
|