18169 |
trui |
trui:
trui (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18083 |
tuberculose |
tering:
tearing (Q016p Lutterade)
|
Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19772 |
tuin |
koolhof:
kooalef (Q016p Lutterade)
|
hof [SGV (1914)]
III-2-1
|
33506 |
tuinbonen |
dikke bonen:
WBD/WLD
dikke boan (Q016p Lutterade),
wollebonen:
WBD/WLD
wulleboan (Q016p Lutterade)
|
Een jonge tuinboon die men met schil en al eet (wilde wan, wollenwantje, pulleke, spekboon, sluimererwt). [N 82 (1981)] || Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)]
I-7
|
19749 |
tuinhuisje |
zomerhuis:
zomeroes (Q016p Lutterade)
|
priëel [SGV (1914)]
III-2-1
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
WBD/WLD
kirvel (Q016p Lutterade)
|
Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
30188 |
tuinmuur |
wand:
wantj (Q016p Lutterade)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
28810 |
tule |
tule:
tøl (Q016p Lutterade)
|
Doorzichtig garenweefsel met fijne mazen, met of zonder patroon. [N 62, 82; N 62, 81b; N 59, 201; Gi 1.IV, 57; MW; monogr.]
II-7
|
27959 |
tunnelondersteuning |
tunnelbouw:
tønǝlbuw (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Ondersteuning, bestaande uit twee ongeveer 4 m lange stijlen waarvan de bovenste helft gebogen is met een straal van 1.50 m. De gebogen einden van de stijlen worden met een paar zware lasplaten en bouten aan elkaar verbonden. De tunnelondersteuning wordt toegepast op plaatsen waar de gewone jukondersteuning niet toereikend is. [N 95, 342]
II-5
|
28940 |
tussenbeenlengte - bij broeken |
schredelengte:
šretlęŋdǝ (Q016p Lutterade)
|
Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b]
II-7
|