21393 |
verliezen |
verliezen:
verleeze (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
verliezen [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-2
|
27623 |
verlof, vrije dag |
verlof:
verlof (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Van vakantie spraken de mijnwerkers niet. Men nam een verlofdag en deze was dan "de mooiste werkdag". [N 95, 121; N 95, 122; N 95, 123; monogr.; N 95, 920; Vwo 248]
II-5
|
25098 |
vernielen |
kapot maken:
kapot make (Q016p Lutterade)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
23374 |
verpachte banken |
pachtbanken:
de pachbenk (Q016p Lutterade),
verpachte plaatsen:
verpachte plaatse (Q016p Lutterade)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23249 |
verplichte feestdag |
verplichte feestdag:
verpligde feasdaag (Q016p Lutterade)
|
Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18899 |
verplichting |
moet:
ene mot (Q016p Lutterade)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24997 |
verpulveren |
verpulveren:
verpulvere (Q016p Lutterade)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
v⁄rsjaald (Q016p Lutterade)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
versjete (Q016p Lutterade),
versjeten (Q016p Lutterade)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23916 |
verschijning |
verschijning:
versjiening hoebbe (Q016p Lutterade)
|
Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|