23942 |
vlees derven |
geen vlees eten:
gei vleisj eate (Q016p Lutterade)
|
Zich onthouden van vlees e.d., zich vlees e.d. ontzeggen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21442 |
vleien |
slijmen:
sjlieme (Q016p Lutterade)
|
iemand dingen zeggen die hem aanstaan en aangenaam zijn, maar die overdreven en onwaar zijn, om bij hem in een goed boekje te komen staan [mouwvegen, mouwstrijken, afluizen, fletsen, lemmen, loeflokken, vleien, bakkeleien, flodderen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19127 |
vleier |
kontenkruiper:
kontekroeper (Q016p Lutterade)
|
een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
28829 |
vleug |
vleug:
vlø̄x (Q016p Lutterade)
|
De richting waarin vezels of draden van een weefsel liggen. [N 59, 40a; N 62, 72; MW]
II-7
|
22154 |
vleugel |
vleugel:
vleugel (Q016p Lutterade),
vleugele (Q016p Lutterade)
|
vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
19452 |
vliegenraam, hor |
hortje:
( ö van bv. Köln, maar dan lang aangehouden klank!)
hörtje (Q016p Lutterade)
|
Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22375 |
vlieger |
draak:
draak (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
21192 |
vliegtuig |
vliegmachine:
vleegmeschīēn (Q016p Lutterade),
vleegmesjien (Q016p Lutterade)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegveld:
vleegveld (Q016p Lutterade),
vleegveldj (Q016p Lutterade)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19380 |
vliering |
spijker:
sjpieker (Q016p Lutterade)
|
Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)]
III-2-1
|