27418 |
vloergat |
vloerlok:
vlurloak (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Een ondiep gat in de vloer waarin de stijl van een ondersteuning wordt geplaatst. [N 95, 309; monogr.; Vwo 619; Vwo 620; Vwo 621; Vwo 835]
II-5
|
27905 |
vloerplaat |
vloerplaat:
vloerplaat (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Plaat die bij het plaatsen van de stijl onder de stijlvoet wordt bevestigd om te voorkomen dat de stijl door de druk in de vloer zakt. Wat betreft de opgave "vliegende schijven" uit Q 111, volgens de invuller werden de vloerplaten zo genoemd omdat ze door arbeiders van andere werkpunten werden weggehaald en aldus "gevlogen" waren. [N 95, 352; monogr.]
II-5
|
22059 |
vlooien |
vlooien:
vleuè (Q016p Lutterade)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: vedermijten: vlooien [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18217 |
vod |
lommel:
lommel (Q016p Lutterade),
lommele (Q016p Lutterade),
tondel:
Van Dale: tondel, 4. <gew.> vod, prul
tondjel (Q016p Lutterade)
|
versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)]
III-1-3
|
21396 |
voddenkoopman |
lommelenkramer:
lommelekrieemer (Q016p Lutterade)
|
voddenkoopman [SGV (1914)]
III-3-1
|
22064 |
voederbak |
voederbak:
de voorbak (Q016p Lutterade)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de graanbak (waar de verschillend mengsels in worden bewaard)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33229 |
voederbieten |
kroten:
krōętǝ (Q016p Lutterade)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
21958 |
voederen |
voederen:
doeve voore (Q016p Lutterade)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de duiven een voederbeurt geven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22069 |
voedermengsel voor duiven die moeten presteren (vroeger) |
gemengd voeder:
gemengd voor (Q016p Lutterade)
|
Hoe noemde men vroeger, toen de duivenvoeders nog niet fabrieksmatig bereid werden, het speciale voedermengsel voor duiven die moesten presteren [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22072 |
voedermengsel voor duiven in ruitijd (thans) |
in de ruizel:
in de ruuzel (Q016p Lutterade)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven in de ruitijd [N 93 (1983)]
III-3-2
|