19074 |
willen |
willen:
wille (Q016p Lutterade)
|
willen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21187 |
wimpel |
wimpel:
wumpel (Q016p Lutterade)
|
een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17708 |
wind |
wind:
windj (Q016p Lutterade)
|
Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
wèndj (Q016p Lutterade)
|
wind [SGV (1914)]
III-4-4
|
25160 |
winderig weer |
winderig (weer):
winjerig (Q016p Lutterade),
wènjerig (Q016p Lutterade)
|
winderig [SGV (1914)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25208 |
windstilte |
windstil (weer):
windjsjtil (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkelhoǝk (Q016p Lutterade),
weŋkelhǭk (Q016p Lutterade),
weŋkelǭk (Q016p Lutterade),
winkelhoak (Q016p Lutterade),
winkeloak (Q016p Lutterade)
|
Hoe zegt U: een hoekvormige scheur (winkelhaak?)? [N 62 (1973)] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)]
II-7, III-1-3
|
22770 |
winnen |
kolen winnen:
koalǝ wenǝ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een steenkoollaag ontginnen. [N 95, 201; monogr.; Vwo 28; Vwo 562; Vwo 863; div.]
II-5
|
34428 |
winterverblijf |
winterstal:
wenjtjǝrštal (Q016p Lutterade)
|
[N 78, 26; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
33238 |
winterwortelen |
kroten:
krǭǝtǝ (Q016p Lutterade),
moren:
mūrǝ (Q016p Lutterade)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|