e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wonen huizen: oeze (Lutterade), nestelen: nèstele, nistele (Lutterade), wonen: wone (Lutterade) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)] III-2-1, III-4-1
woonwagen barak: Van Dale: barak, 1. (houten) gebouw van eenvoudige constructie als tijdelijk woonverblijf, in t bijz. voor soldaten en arbeiders.  brak (Lutterade) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] III-3-2
woord woord: woord (Lutterade) woord [SGV (1914)] III-3-1
wormstekig maaistekig: WBD/WLD  maaisjtekig (Lutterade, ... ) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
worstelen borstelen: beusjtele (Lutterade), zich krijgen: zich kriege (Lutterade) De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)] III-3-2
wortel wortel: wǫrtǝl (Lutterade) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortel (alg.) haarwortels: oarwŏrtele (Lutterade), wortel: wŏrtel (Lutterade), WBD/WLD  wórtele (Lutterade) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)] III-4-3
wortelhals wortelkraag: WBD/WLD  wórtelkraag (Lutterade) De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)] III-4-3
worteltje moren: moeren (Lutterade) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] I-7
wrang sleeuw: sneij tang  sneij (Lutterade) wrang [DC 26 (1954)] III-2-3