e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broederschap broederschap: brooderschap (Lutterade) broederschap [SGV (1914)] III-3-3
broederschap van de heilige kindsheid heilige kindsheid: heilige kindjsheid (Lutterade) De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)] III-3-3
broedschotel broedkommetje: breuikömpke (Lutterade) Hoe heet verder: aarden schotel dienend als nest? [N 93 (1983)] III-3-2
broeibak broeibak: breubak (Lutterade) [SGV (1914)] I-7
broek broek: brōk (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Broek gemaakt van zeer stevige stof en voorzien van dubbele knieēn. Volgens een informant van Q 121 is de "kuilboks" een onderdeel van de "kuilmontuur". [N 95, 61; monogr.] II-5
broek: algemeen boks: bóks (Lutterade), broek: brook (Lutterade) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] III-1-3
broekenmaker broekenmaker: brōkǝmē̜kǝr (Lutterade) Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b] II-7
broekenplank broekenplank: brōkǝplaŋk (Lutterade) De broekenplank is de strijkplank die bij het openpersen van de broeksnaden in de broekspijp gestoken wordt. Deze plank heeft volgens de informant van L 416 de lengte van de broekspijp. De informanten van Q 17, Q 165 en Q 198 noemen zowel de plank waarmee zij de broekspijpen persen als de plank waarmee zij de mouwnaden persen mouw(e)plank(je) of mouwenhout. Zie ook de lemmata ɛpersplankɛ en ɛmouwplankɛ. Zie afb. 15.' [N 59, 19c] II-7
broekspijp bokspijp: bókspiepe (Lutterade), pijp: piep (Lutterade), piepe (Lutterade) de pijpen van de broek [N 59 (1973)] || Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)] || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenriem: bóksereem (Lutterade) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3