e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
carnavalsoptocht optocht: optoch (Lutterade) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] III-3-2
castagnetten kleppertjes: klepperkes (Lutterade) De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)] III-3-2
castreren castreren: kastrērǝ (Lutterade) Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
catechismus christenleer: kristelear (Lutterade) De katechismus, de christelijke leer, de kristenleer, de kinderleer [de kienderlieër, kristelier]. [N 96D (1989)] III-3-3
catechismusboekje catechismus: kategismes (Lutterade) Het boekje [kategèssemes, kategèsm, katejismes]. [N 96D (1989)] III-3-3
catechismusles catechismusles: kategismesles (Lutterade) Het onderricht, katechismusles in de kerk of op school. [N 96D (1989)] III-3-3
cavalier liefste: leefste (Lutterade) Cavelier [SGV (1914)] III-3-1
ceintuur band: bandj (Lutterade) Hoe noemt U: een ceintuur (band, sjerp?) [N 62 (1973)] III-1-3
cervelaatworst droogworst: drûgwoorsj (Lutterade) droogworst [N 06 (1960)] III-2-3
chagrijn chagrijn: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  schagering (Lutterade), de blaren hebben: de bloar hubbe (Lutterade) chagrijn [SGV (1914)] || een knagend, afgunstig en mismoedig makend verdriet [chagrijn, chagrijnigheid] [N 85 (1981)] III-1-4