e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de rozenkrans bidden bij een overledene drie rozenhoedjes: drei roazeheudjes (Lutterade) De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)] III-3-3
de steenhoop laden afscheppen: āfšøpǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Eisden]) De losgeschoten stenen al dan niet mechanisch laden. [N 95, 453; monogr.] II-5
de stuipen hebben stuiptrekken: sjtuup trekke (Lutterade) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] III-1-2
de tafel dekken de tafel gereedmaken: de taofel gereid make (Lutterade), de tâôfel gereit make (Lutterade) tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)] III-2-1
de toog aankrijgen: toga toog (<lat.): den toog (Lutterade) De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)] III-3-3
de voor het spel uitgekozen duif in een mand stoppen inkorven: inkurve (Lutterade) de voor het spel uitgekozen duif op het hok in een mand stoppen? [N 93 (1983)] III-3-2
de was invochten insprinkelen: insjprënkele (Lutterade) het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)] III-2-1
de was spoelen spoelen: schpeule (Lutterade) spoelen [SGV (1914)] III-2-1
de was wringen wringen: wringen (Lutterade) Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)] III-2-1
de zoom afspelden afspangen: āfspaŋǝ (Lutterade) De zoom geheel met spelden bezetten. [N 62, 13b; N 62, 13a; MW] II-7