34340 |
door de modder rollen |
wentelen:
wenšǝlǝ (Q016p Lutterade)
|
[N 76, 32]
I-12
|
25059 |
door elkaar, verward |
dooreen:
doorein (Q016p Lutterade),
onverschillig:
onversjillig (Q016p Lutterade)
|
dooreen [SGV (1914)] || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18671 |
doordeweekse kleren |
werkkleren:
wérkklééjer (Q016p Lutterade)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23468 |
doordeweekse mis |
weekse mis:
weakse mès (Q016p Lutterade)
|
Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28983 |
doorgestikte naad |
siernaad:
sērnǭt (Q016p Lutterade)
|
Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58]
II-7
|
27835 |
doorhouw |
doorslag:
dōrslāx (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits]),
doortrek:
doortrek (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566]
II-5
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
dore (Q016p Lutterade),
doorn (mv.):
döör (Q016p Lutterade)
|
doorn [SGV (1914)] || doorns [SGV (1914)]
III-4-3
|
23738 |
doornenkroon |
doornenkroon:
deuarekroan (Q016p Lutterade)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24619 |
doornstruik |
doornenstruik:
dorestroek (Q016p Lutterade),
heggenstruik:
g ..... Duitsche g in ..... [deels onleesbaar]
eggestroek (Q016p Lutterade)
|
doornstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
26348 |
doorslaan |
lussen:
løsǝ (Q016p Lutterade)
|
Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6]
II-7
|