e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
door de modder rollen wentelen: wenšǝlǝ (Lutterade) [N 76, 32] I-12
door elkaar, verward dooreen: doorein (Lutterade), onverschillig: onversjillig (Lutterade) dooreen [SGV (1914)] || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] III-4-4
doordeweekse kleren werkkleren: wérkklééjer (Lutterade) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doordeweekse mis weekse mis: weakse mès (Lutterade) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3
doorgestikte naad siernaad: sērnǭt (Lutterade) Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58] II-7
doorhouw doorslag: dōrslāx (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]), doortrek: doortrek (Lutterade  [(Maurits)]   [Domaniale]) Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566] II-5
doorn, stekel doorn: dore (Lutterade), doorn (mv.): döör (Lutterade) doorn [SGV (1914)] || doorns [SGV (1914)] III-4-3
doornenkroon doornenkroon: deuarekroan (Lutterade) De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3
doornstruik doornenstruik: dorestroek (Lutterade), heggenstruik: g ..... Duitsche g in ..... [deels onleesbaar]  eggestroek (Lutterade) doornstruik [SGV (1914)] III-4-3
doorslaan lussen: løsǝ (Lutterade) Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6] II-7