e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eerste ei eerste ei: easjte ei (Lutterade) Hoe heet verder: het eerste ei? [N 93 (1983)] III-3-2
eerste mis van de neomist eerste mis: easjte mis (Lutterade) De eerste H. Mis van de Neomist in de parochie van herkomst [priemiets, ieësjte maes]. [N 96D (1989)] III-3-3
eerste pas eerste pas: ē̜štǝ pas (Lutterade) De eerste, ruwe pas waarvoor het colbert geheel in elkaar moet worden geregen zonder voering. Volgens de informant van K 361 is er maar één pas. [N 59, 76a] II-7
eetlust appetijt: appetiet (Lutterade) lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)] III-2-3
eeuwig eeuwig: eawig (Lutterade) Eeuwig [ieëweg, èwwig]. [N 96D (1989)] III-3-3
egel stekelvarken: stekelverke (Lutterade) egel [SGV (1914)] III-4-2
eierkoek eierkoek: eierkook (Lutterade, ... ) eierkoek; Hoe noemt U: Een zachte koek gebakken van fijn deeg, waarin eieren zijn gekneed (eierkoek, eierstruif, flets) [N 80 (1980)] III-2-3
eiertikken eieren tikken: eiertikke (Lutterade), toppen: töpfe (Lutterade) Het gebruik om met hardgekookte eieren tegen elkaar te tikken [eiere tietsje, kuppe]. [N 96C (1989)] || Het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
eigennamen van de mijnen (de) drie: dręj (Lutterade  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Oranje-Nassau II]), de kuil van het zweet: dǝ kul van ǝt šwęjt (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), de schacht: dǝ šāt (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]), grootmoeder emma: groatmōdǝr ɛma (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), heerlense kuil: hę̄ǝlǝsǝ kul (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), hollandse kuil: holɛntšǝ kul (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schachtskuil: šātskul (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) In dit lemma komen de namen van mijnen aan de orde. Er zijn twee hoofdgroepen van mijnen t.w. de Nederlands Limburgse groep en de Belgisch Limburgse. Binnen de Nederlandse groep maakt men onderscheid in Staatsmijnen en particuliere mijnen. Wilhelminat de naamgeving betreft valt op dat de Nederlands-Limburgse mijnen eigennamen hebben zoals namen van leden van het Vorstenhuis Oranje, terwijl de Belgisch-Limburgse mijnen voornamelijk aangeduid worden met de naam van de plaats waar een bepaalde mijn ligt. Volgens de informant van Q 113 werd de Staatsmijn Hendrik door Schinvelders "onze kuil" genoemd. De Lauraen Julia werden ook met de term de "Eygelser kuilen" aangeduid. Het woordtype "Evence Coppée" verwijst naar een van de grondleggers van de Kempense mijnindustrie. Bovendien bestond er een Holding Group met die naam. Met "Limburg-Maas" duidt men ook wel de mijn te Eisden aan. De naam is een verwijzing naar de maatschappij die de mijn exploiteerde: S.A. des Charbonnages de Limbourg-Meuse. Alle eigennamen in het woordtype worden voor de uniformiteit met een kleine letter in plaats van een hoofdletter geschreven. [N 95, 2; monogr.] II-5
einde van de dienst schicht: šex (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Uit de antwoorden blijkt dat men woordtypen als "einde schicht" en "eindsschicht" als synoniemen moet beschouwen. [N 95, 120; monogr.; N 95, 83] II-5