25154 |
ijspegel |
pegel:
pegels (mv.) (L377p Maasbracht)
|
ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18914 |
ijverig |
vlijtig:
vlietig (L377p Maasbracht)
|
noest [SGV (1914)]
III-1-4
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
iezel (L377p Maasbracht)
|
ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iessele (L377p Maasbracht),
iezele (L377p Maasbracht)
|
ijzelen [N 22 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L377p Maasbracht)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
illustratie (L377p Maasbracht)
|
illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
33613 |
in de moestuin werken |
hovenieren:
hōͅvənēre (L377p Maasbracht)
|
[N P (1966)]
I-7
|
17701 |
ingewanden |
darmen:
derm (L377p Maasbracht),
ingewand:
ingewandj (L377p Maasbracht)
|
ingewanden [N 10a (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
darmen:
dɛrm (L377p Maasbracht),
pens:
pɛns (L377p Maasbracht)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
33017 |
ingezaaid land |
klaar:
klǭr (L377p Maasbracht)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|