25965 |
bergmolen |
bergmolen:
bɛ̄r(ǝ)x[molen] (L377p Maasbracht)
|
Een bovenkruier die op en voor een gedeelte in een kunstmatige heuvel is gebouwd. Zie ook afb. 8. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32d; Sche 5; monogr.]
II-3
|
24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
bèrrəch (L377p Maasbracht)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
19540 |
berkenbezem |
berkenbezem:
birkebèssem (L377p Maasbracht),
Zie tekening: 1 (links) Van berken
birkebèssem (L377p Maasbracht)
|
bezem (soorten) [DC 15 (1947)] || bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26051 |
berrie |
ber(ri)g:
bø̜rǝx (L377p Maasbracht),
stelbomen:
stęlbøi̯m (L377p Maasbracht)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
33443 |
beschermstenen of -palen |
schampstenen:
šampstɛi̯n (L377p Maasbracht)
|
Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f]
I-6
|
20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
besjummeljd (L377p Maasbracht)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
besjuut (L377p Maasbracht)
|
de beschuit [N 29 (1967)]
III-2-3
|
20416 |
beschuit met muisjes |
beschuit met muisjes:
besjuut mit müskes (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-2, III-2-3
|
20711 |
beschuitbol |
beschuitenbol:
besjutebolle (L377p Maasbracht),
bol:
bol (L377p Maasbracht)
|
[N 29, 61; N 29, 60]Beschuitbollen, éénmaal gebakken en niet doorgesneden (bestelle?) [N 16 (1962)]
II-1, III-2-3
|
25631 |
beschuitdeeg |
beschuitdeeg:
bǝšȳtdęjx (L377p Maasbracht)
|
[N 29, 58]
II-1
|