34370 |
neusring |
ring:
reŋk (L377p Maasbracht)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
naasvleugel (L377p Maasbracht)
|
neusvleugel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17698 |
nier |
nier:
neer (L377p Maasbracht)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
op het water hebben:
op ǝt wātǝr hø̜bǝ (L377p Maasbracht)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34265 |
nieren |
niertjes:
nērkǝs (L377p Maasbracht)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
34153 |
niet behouden |
niet behouden:
nēt bǝhǭjǝ (L377p Maasbracht)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34149 |
niet bevrucht |
brul:
brøl (L377p Maasbracht),
gust:
gø̜st (L377p Maasbracht)
|
Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18]
I-11
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
nuuts (L377p Maasbracht)
|
nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nusjièrig (L377p Maasbracht),
nuujsjèrich (L377p Maasbracht)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|