e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oeverzwaluw schoorzwalg: schaorzwalg (Maasbracht), sjoarzwalg (Maasbracht), sjoörzwalg (Maasbracht) oeverzwaluw [DC 18 (1950)] || overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
okkernoot noot: neut (Maasbracht), noot (Maasbracht, ... ), -  noot (Maasbracht) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot [DC 17 (1949)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7
oksel oksel: oksel (Maasbracht) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
olie olie: oalie (Maasbracht), óólie (Maasbracht), smout: smoat (Maasbracht) olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] III-2-3
oliebol oliebol: oaliebol (Maasbracht) Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] III-2-3
olieverf olieverf: ǭli[verf] (Maasbracht) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omheinen afmaken: āfmākǝ (Maasbracht), draad spannen: drǭt spanǝ (Maasbracht), tuinen: tȳnǝ (Maasbracht) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining van ijzeren spijlen stanketsel: stankɛtsǝl (Maasbracht) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omheining van palen tuin: tūn (Maasbracht) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8
omhelzen omhelzen: omhèlze (Maasbracht) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2