e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
panlatten pannenlatten: panǝlatǝ (Maasbracht) De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.] II-9
pannen schuren schuren: šūrə (Maasbracht, ... ) metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
pannenkoek flensje: Klein  flenskes (Maasbracht), pannenkoek: Groot  pannekook (Maasbracht) Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenkoekenbeslag beslag: beslaag (Maasbracht) Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenlap kwezel: kwezel (Maasbracht) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1
pantoffel pantoffel: pantoefele (Maasbracht), pantoefels (Maasbracht), pantoeffele (Maasbracht) Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)] || Pantoffel. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men in uw dialect die met een opstaande achterkant? [DC 44 (1969)] III-1-3
pap brij: brie (Maasbracht, ... ), pap: pap (Maasbracht, ... ), pàp (Maasbracht) brij [SGV (1914)] || brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || pap [DC 35 (1963)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
papier papier: papier (Maasbracht) papier [SGV (1914)] III-3-1
paraplu paraplu: ik heb mijn paraplu in de statie laten staan (Maasbracht), perpluuj (Maasbracht) paraplu [N 23 (1964)] || Paraplu. Ik heb mijn paraplu in het station laten staan. [ZND 46 (1946)] III-1-3
parel parel: parel (Maasbracht) parel [SGV (1914)] III-1-3