e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pas uit het ei gekomen kipje kuikje: kykskǝ (Maasbracht) [N 19, 40b] I-12
pasgeboren kalf kalf: [kalf] (Maasbracht) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pastoor pastoor (<lat.): pəstù.ər (Maasbracht) pastoor [RND] III-3-3
pastoorsstuk proef: prōf (Maasbracht) Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.] II-1
pastorie pastorie: pastorie (Maasbracht) pastorie [SGV (1914)] III-3-3
patates frites frieten: friete (Maasbracht, ... ), patat friet: petat friet (Maasbracht), petatfriet (Maasbracht) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] || Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pater pater (lat.): pa.tər (Maasbracht) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: petries (Maasbracht) patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
paus paus: pous (Maasbracht) paus [SGV (1914)] III-3-3
peetoom peteroom: pèter oome (Maasbracht) peetoom [SGV (1914)] III-2-2