22338 |
ravotten |
stoeien:
stoeie (L377p Maasbracht)
|
stoeien [SGV (1914)]
III-3-2
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
stuiken:
stoeke (L377p Maasbracht)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21356 |
rechtbank |
rechtbank:
rechtbank (L377p Maasbracht)
|
rechtbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
34093 |
rechterachterkwartier |
rechts achter uier:
rɛxs axtǝr ȳi̯ǝr (L377p Maasbracht)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|
34092 |
rechtervoorkwartier |
rechts voor uier:
rɛxs vø̄r ȳi̯ǝr (L377p Maasbracht)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|
22890 |
rechtsachter |
rechtsachter:
rechtsachter (L377p Maasbracht),
geen andere naam
rechtsachter (L377p Maasbracht)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22883 |
rechtsvoor |
rechtsbuiten:
rechtsboete (L377p Maasbracht),
rechtsvoor:
geen andere naam
rechtsvoor (L377p Maasbracht)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rie (L377p Maasbracht)
|
rij [SGV (1914)]
III-4-4
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
réégen (L377p Maasbracht)
|
regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
rèègenbaog (L377p Maasbracht)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|