26494 |
ringhout |
ringhout:
rēŋkhǭwt (L377p Maasbracht)
|
Het ronde hout waarop de steenkuip staat. Zie ook afb. 81. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 19b; Sche 49; Vds 145; Jan 152; Coe 133; Grof 154; A 42A, 36 add.; N D, 33 add.]
II-3
|
22865 |
ringrijden, ringsteken |
ringsteken:
rinkstèke (L377p Maasbracht)
|
ringsteken [SGV (1914)]
III-3-2
|
24449 |
ringrups |
ringelrups:
ringelroeps (L377p Maasbracht)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
21214 |
riool |
riool:
rioil (L377p Maasbracht)
|
riool [SGV (1914)]
III-3-1
|
21200 |
rit |
rit:
rit (L377p Maasbracht)
|
rit [SGV (1914)]
III-3-1
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (L377p Maasbracht)
|
ritselen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18058 |
rochelen |
rochelen:
rochele (L377p Maasbracht),
ròchele (L377p Maasbracht)
|
rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
miemerten:
miemert (L377p Maasbracht),
rode miemer:
roai miemer* (L377p Maasbracht),
rode miemerten:
mv: -e
roai miemerte* (L377p Maasbracht)
|
[DC 13 (1945)]aalbes [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krǫt (L377p Maasbracht),
rode kroot:
rōi̯ kroat (L377p Maasbracht)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20886 |
rode bieten |
koolraben:
kolrabe (L377p Maasbracht),
rode kroten:
roaj kroaute (L377p Maasbracht)
|
rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)]
III-2-3
|