e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spitten graven: grãvǝ (Maasbracht), omgraven: om[graven] (Maasbracht), spaden: spāi̯ǝ (Maasbracht) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
splijtkool eeuwig moes: eeuwig moes (Maasbracht) I-7
spoken spoken: spoike (Maasbracht) spoken (mv.) [SGV (1914)] III-3-3
spoken (ww.) spoken: spoike (Maasbracht) spoken (ww.) [SGV (1914)] III-3-3
spons spons: spons (Maasbracht, ... ) spons om ruiten mee schoon te maken [DC 15 (1947)] III-2-1
spook spook: spoik (Maasbracht) spook [SGV (1914)] III-3-3
spoorwiel kroonrad: kroonrad (Maasbracht) Het kamrad onder aan de koning dat in de rondsels of bonkelaars van de staakijzers grijpt; de kammen staan ofwel loodrecht op de wielschijf of in het verlengde ervan. Zie ook afb. 59, 63 en 64.26. In l 381b bevindt het spoorwiel zich op de steenzolder van de molen. [N O, 50i; N O, 50j; A 42A, 104, Sche 41] II-3
sporen van de haan hanensporen: hānǝspǭrǝ (Maasbracht) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
sport van een stoel sproot: sprōt (Maasbracht), sprōͅt (Maasbracht) ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)] III-2-1
spotnaam voor hoge hoed kachelpijp: kachelpiep (Maasbracht) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-2-2