19430 |
stof afnemen |
stoffen:
stoffe (L377p Maasbracht)
|
stoffen (ww.) [SGV (1914)]
III-2-1
|
24928 |
stof, zandx |
stof:
stoaf (L377p Maasbracht),
stof (L377p Maasbracht)
|
stof [SGV (1914)]
III-4-4
|
19659 |
stofblik |
blik:
bleek (L377p Maasbracht),
bleek en hanjdvèger (L377p Maasbracht),
blēk (L377p Maasbracht),
blik (L377p Maasbracht),
handjvèger en blik (L377p Maasbracht),
stofblik:
staofbleek (L377p Maasbracht)
|
blik (van stoffer en ~) [SGV (1914)] || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] || stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18357 |
stoffen pantoffel |
slof:
sloeffe (L377p Maasbracht)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19950 |
stoken |
stoken:
stōkǝ (L377p Maasbracht)
|
Brandstof toevoeren tijdens het bakproces. Wanneer de ringoven met kolen wordt gestookt, wordt de brandstof in de ringoven via de stookpotten in de kamers gebracht. Het stoken vormt de tweede fase in de cyclus die de steen tijdens het bakproces in ringovens, vlamovens en tunnelovens ondergaat. In de opwarmfase wordt de steen gedroogd en verhit, in de stookperiode wordt de steen goed doorbakken en in de afkoelfase wordt hij met behulp van de buitenlucht geleidelijk afgekoeld. [N 98, 139; monogr.]
II-8
|
20519 |
stokvis |
stokvis:
stokvéés (L377p Maasbracht)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
stola (L377p Maasbracht)
|
stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24995 |
stollen |
stijven:
stieve (L377p Maasbracht),
stollen:
stolle (L377p Maasbracht)
|
stollen [SGV (1914)]
III-4-4
|
19559 |
stolp |
kaasstolp:
keësstolp (L377p Maasbracht),
stolp:
stùlp (L377p Maasbracht)
|
kaasstolp [N 20 (zj)] || stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
18843 |
stomverbaasd |
verstomd:
verstomdj (L377p Maasbracht)
|
verstomd [SGV (1914)]
III-1-4
|