e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
toonbank toonbank: toinbank (Maasbracht) toonbank [SGV (1914)] III-3-1
tortelduif tortel: toörtel (Maasbracht) tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)] III-4-1
touw om het hooi vast te sjorren bindtouw: benjtǫu̯ (Maasbracht) Zowel om de hooiboom aan de kar vast te sjorren, alsook om de lading zelf vast te zetten als er geen hooiboom op de lading werd gelegd, werden er doorgaans twee lange stevige touwen gebruikt. Het één werd aan de voorkant van de wagen aan één van de burries (of aan beide) vastgemaakt, of aan een speciaal daartoe aangebrachte ijzeren pin of ring. Aan de achterkant van de wagen werd het touw ofwel ook aan een haak of ring vastgezet en dan door middel van een blok of klos aangespannen of met een knevel aangedraaid, ofwel werd het door een soort windas gehaald, de vregelpaal die onder in de bak van de kar was gemonteerd en dan vast aangedraaid met de vregelstok; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''.' [JG 1d, 2c; A 34, 8 en 12a; add. uit N 17, 71; N 18, 140; A 34, 7, 9 en 12b; Gwn 7, 11; monogr.] I-3
traag traag: troag (Maasbracht) traag [SGV (1914)] III-1-4
trakteren trakteren (<lat.): trakteere (Maasbracht) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tranende ogen leepogen: laipouge (Maasbracht), zijpogen: ziepauge (Maasbracht) leepogig [SGV (1914)] || oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trap trap: ein smaal trap (Maasbracht) trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trapleer trap: trap (Maasbracht), trapje: klein model met 3 treden  trepke (Maasbracht), trapleder: trapleijer (Maasbracht) trapleer [DC 39 (1965)] III-2-1
trechter trechter: trechter (Maasbracht) trechter [SGV (1914)] III-2-1
trechter op de gierton trechter: trɛxtǝr (Maasbracht) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1