e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
turfmolm melm: męlm (Maasbracht), molm: melm (Maasbracht), molm (Maasbracht) [SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enqu√™te S samengevoegd met de opgaven van de enqu√™tevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enqu√™tes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] I-7, II-4
tussenklauwontsteking slakpoot: šlɛkpǫwǝt (Maasbracht) Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14] I-11
tweeslachtige jonge kip kapuin: kǝpūn (Maasbracht) Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.] I-12
ui, ajuin ooj: ooie (Maasbracht), mv ooie  ooi (Maasbracht) [DC 13 (1945)] I-7
uienpannenkoek ajuinenkoek: oojekook (Maasbracht) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
uier uier: yi̯ǝr (Maasbracht, ... ), ȳi̯ǝr (Maasbracht) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12
uieren uieren: ȳi̯ǝrǝ (Maasbracht) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier kwartier: kwartēr (Maasbracht) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uil uil: uul (Maasbracht) uil [SGV (1914)] III-4-1
uit (voetbal) uit: oet (Maasbracht), ōēt (Maasbracht) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2