e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vensterblinden blinden: blenjǝ (Maasbracht), luiken: lūkǝ (Maasbracht  [(in burgerhuizen)]  ) Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.] II-9
vensterluiken blinden: blenjǝ (Maasbracht), luiken: lūkǝ (Maasbracht) Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.] II-9
verbergen verbergen: verberge (Maasbracht) verbergen [ZND 25 (1937)] III-1-2
verbranden verbranden: vǝrbrantj (Maasbracht) Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.] II-1
verbruien verbruien: verbruuje (Maasbracht) verbruien [SGV (1914)] III-1-4
verdacht verdacht: verdachtj (Maasbracht) verdacht [SGV (1914)] III-3-1
verdriet; verdriet doen leed: leid (Maasbracht), pijn: pien (Maasbracht), smart: smert (Maasbracht), verdriet: verdreet (Maasbracht) leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)] III-1-4
verdrogen verzijen: vǝrzii̯ǝ (Maasbracht) Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a] I-11
verf verf: vęrǝf (Maasbracht) Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.] II-9
verflaag laag verf: lǭx ˲vɛrǝf (Maasbracht) Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.] II-9