33907 |
bolspat |
bolspat:
bǫlspat (L377p Maasbracht)
|
Een zachte zwelling van het spronggewricht, waarbij zich vocht met daarin harde weefseldeeltjes in het gewricht ophoopt. Eén van de zogenaamde zachte beengebreken. Bolspat wijst op slijtage van het gewricht of op een chronische ontsteking. Zie ook het lemma ''spat'' (7.25). Zie afbeelding 21.' [A 48A, 54g; N 8, 90f en 90g; monogr.]
I-9
|
32326 |
bom, spon |
bon:
bon (L377p Maasbracht),
spon:
špon (L377p Maasbracht)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
32322 |
bomgat, spongat |
bongat:
bongāt (L377p Maasbracht),
spongat:
spongāt (L377p Maasbracht)
|
De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.]
II-12
|
25114 |
bomijs |
bol ijs:
boal ies (L377p Maasbracht)
|
ijs waaronder het water is weggelopen [DC 32 (1960)]
III-4-4
|
18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
pels (L377p Maasbracht)
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw slaan:
bunt ɛn blāuw gəslāgə (L377p Maasbracht)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
34038 |
bonte koe met zwarte kop |
zwartkop:
zwartkǫp (L377p Maasbracht)
|
[N 3A, 128]
I-11
|
24124 |
bonte kraai |
bonte kaak:
(bōntje) kaak (L377p Maasbracht),
grijze kaak:
grieze kaak (L377p Maasbracht)
|
Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18682 |
bontmantel |
bontmantel:
bontjmantel (L377p Maasbracht)
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22552 |
boog |
boog:
boͅ:ch (L377p Maasbracht)
|
boog [RND]
III-3-2
|