e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wittebrood weg: wèk (Maasbracht), #NAME?  wijk (Maasbracht) Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woensdagx goensdag: goonsdag (Maasbracht), goonsdig (Maasbracht) dag; woensdag [N 07 (1961)] || Woensdag [SGV (1914)] III-4-4
wolfsgebit, gebroken gebit pelhamgebit: pelhamgebit (Maasbracht) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonder wonder: wònjer (Maasbracht) wonder [SGV (1914)] III-3-3
wonen huizen: hoeze (Maasbracht), wonen: wone (Maasbracht) huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)] III-2-1
woord woord: woard (Maasbracht) woord [SGV (1914)] III-3-1
wormbulten aambetelen: ǭmbęi̯tǝlǝ (Maasbracht) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormsteek (subst.) worm: wōrm (Maasbracht), wormsteek: wormsteek (Maasbracht) wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)] III-2-3
worstelen worstelen: woorschele (Maasbracht) worstelen [SGV (1914)] III-3-2
worstenbroodje saucijzenbroodje: sausiezebreudje (Maasbracht), worstenbroodje: woostebreudje (Maasbracht) Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] III-2-3