25459 |
worsthoren |
worstehorentje:
wōstǝhø̄rtjǝ (L377p Maasbracht)
|
Een afgezaagde horen, een trechter of iets dergelijks waarvan het uiteinde in de darm wordt gestoken. Met de duim wordt het kleingemaakte vlees en vet in de darm geduwd. [N 28, 116; N 28, 119]
II-1
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
malen:
mālǝn (L377p Maasbracht)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (L377p Maasbracht)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wortel (L377p Maasbracht)
|
wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|
20733 |
wortelenvlaai |
moerenvlaai:
moereflaai (L377p Maasbracht)
|
Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33563 |
worteltje |
moortjes:
muurkes (L377p Maasbracht)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)]
I-7
|
20917 |
wrang |
sleeuw:
den appel is slei
slei (L377p Maasbracht),
uierontsteking:
yi̯ǝrontstē̜keŋ (L377p Maasbracht),
wrang:
vraŋ (L377p Maasbracht)
|
wrang [DC 26 (1954)] || Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr]
I-11, III-2-3
|
18117 |
wrat |
wrat:
wrat (L377p Maasbracht)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
wreef:
vreef (L377p Maasbracht),
vrēf (L377p Maasbracht),
wreef (L377p Maasbracht)
|
de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] || wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrieve (L377p Maasbracht)
|
wrijven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|