34311 |
zeug met biggen |
zeug:
zeug (L377p Maasbracht)
|
Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.]
I-12
|
19718 |
zeven |
zeven:
zeven (L377p Maasbracht)
|
zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
33146 |
zeven met de handzeef |
zeven:
zēvǝ (L377p Maasbracht)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
24810 |
zevenblad |
bruinheilige:
brunhɛlgǝ (L377p Maasbracht),
-
broenhelge (L377p Maasbracht)
|
Aegopodium podagraria L. Zeer algemeen voorkomend lastig onkruid op beschaduwde plaatsen en op vochtige of bemeste grond met voortwoekerende wortelstokken. De onderste bladeren aan de kantig gegroefde stengel zijn veervormig samengesteld met 3 drietallen of 7 blaadjes, de hogere bladeren zijn drietallig. De schermvormige kroon is wit. De plant bloei van juni tot september. De hoogte varieert van 60 tot 90 cm. [A 17, 11; monogr.] || zevenblad [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
17693 |
zeveren |
zeveren:
zeivere (L377p Maasbracht)
|
zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
21772 |
zich aanstellen |
zich aanstellen:
aanstélle (L377p Maasbracht),
zich get menen:
(zich) get meine (L377p Maasbracht)
|
zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
bemeuje (L377p Maasbracht)
|
bemoeien [SGV (1914)]
III-3-1
|
17938 |
zich haasten |
zich spoeden:
os spoje (L377p Maasbracht),
ŏs spooje (L377p Maasbracht)
|
zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
zich inbeele (L377p Maasbracht)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
taai:
tɛi̯j (L377p Maasbracht)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|