e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

Gevonden: 3406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovendeel van de rug krommenek: kraomenak (Maasbracht), kraomenak drage (Maasbracht) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-1
bovendeur bovendeur: bǭvǝdø̄r (Maasbracht) Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel, dienend om in geopende stand licht en lucht in de stal te laten. Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel is meestal kleiner dan het onderste en wordt niet zo vaak gebruikt, d.w.z. alleen als men met bijv. een paard door de poort wil. Sommige benamingen wijzen dan ook op het voorkomen ervan bij paardestallen. Zie ook afbeelding 18.d bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37b en 42c] I-6
bovenlicht bovenlicht: bǭvǝlēxt (Maasbracht) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenlip bovenlip: bōvelŭp (Maasbracht) bovenlip [DC 01 (1931)] III-1-1
bovenstuk van een jurk lijfje: liefke (Maasbracht) lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)] III-1-3
bovenverdieping boven: (de slaopkamers zeen baove); (baove)verdeping is \"verhollandst\".  baove (Maasbracht), bovenverdieping: bōͅvəvərdēpeŋ (Maasbracht) bovenverdieping [SGV (1914)] || Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)] III-2-1
box box: nellie luptj al inne boks  boks (Maasbracht), nellie löptj al waal in de box  boks (Maasbracht) box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] III-2-2
braadpan braadpan: broadpan (Maasbracht, ... ), van ijzer, van binnen geemailleerd o.a. om vlees in te braden  casserol (Maasbracht) pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst braadworst: braodwoost (Maasbracht) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braof (Maasbracht), het kindj is braaf (Maasbracht) braaf [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4