17639 |
bovendeel van de rug |
krommenek:
kraomenak (L377p Maasbracht),
kraomenak drage (L377p Maasbracht)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33449 |
bovendeur |
bovendeur:
bǭvǝdø̄r (L377p Maasbracht)
|
Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel, dienend om in geopende stand licht en lucht in de stal te laten. Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel is meestal kleiner dan het onderste en wordt niet zo vaak gebruikt, d.w.z. alleen als men met bijv. een paard door de poort wil. Sommige benamingen wijzen dan ook op het voorkomen ervan bij paardestallen. Zie ook afbeelding 18.d bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37b en 42c]
I-6
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bǭvǝlēxt (L377p Maasbracht)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
bōvelŭp (L377p Maasbracht)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18310 |
bovenstuk van een jurk |
lijfje:
liefke (L377p Maasbracht)
|
lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19630 |
bovenverdieping |
boven:
(de slaopkamers zeen baove); (baove)verdeping is \"verhollandst\".
baove (L377p Maasbracht),
bovenverdieping:
bōͅvəvərdēpeŋ (L377p Maasbracht)
|
bovenverdieping [SGV (1914)] || Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
20140 |
box |
box:
nellie luptj al inne boks
boks (L377p Maasbracht),
nellie löptj al waal in de box
boks (L377p Maasbracht)
|
box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
braadpan:
broadpan (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht),
van ijzer, van binnen geemailleerd o.a. om vlees in te braden
casserol (L377p Maasbracht)
|
pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20807 |
braadworst |
braadworst:
braodwoost (L377p Maasbracht)
|
braadworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18953 |
braaf |
braaf:
braof (L377p Maasbracht),
het kindj is braaf (L377p Maasbracht)
|
braaf [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)]
III-1-4
|