34502 |
broeds |
broeds:
brø̄ts (L377p Maasbracht)
|
Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.]
I-12
|
33614 |
broeibak |
broeibak:
breujbak (L377p Maasbracht)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
25388 |
broeien |
broeien:
brø̄jǝn (L377p Maasbracht)
|
Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.]
II-1
|
18744 |
broek |
boks:
boks (L377p Maasbracht)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boeks (L377p Maasbracht, ...
L377p Maasbracht),
boks (L377p Maasbracht),
doe lups aug altied mit ein afgezakdje boeks (L377p Maasbracht),
doe lùpzouchaltiet mit ein aafgezakdje boĕks (L377p Maasbracht),
hē heel zien boeks op mit ⁄ne lēre reem (L377p Maasbracht),
hè heëltj zien boeks op mit eine leere reem (L377p Maasbracht)
|
broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
33985 |
broekkettingen |
terugzetkettingen:
tǝrȳk˲zetkęteŋǝ (L377p Maasbracht)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
boeksepiepe (L377p Maasbracht)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
boksenriem:
boeksereem (L377p Maasbracht),
riem:
hē heel zien boeks op mit ⁄ne lēre reem (L377p Maasbracht),
hè heëltj zien boeks op mit eine leere reem (L377p Maasbracht)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
kontentasje:
kontjeteske (L377p Maasbracht)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
boksentas:
boeksetes (L377p Maasbracht)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|