e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

Gevonden: 3406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
cultivator, extirpator cultivator: køltivātǝr (Maasbracht) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
daas (tabanidae) dees: dè-es (Maasbracht), scheeldees: scheldaìs (Maasbracht), sjeldèsj (Maasbracht) daas (paardenvlieg) [SGV (1914)] || larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || paardenhorzel (eieren in de haren van paarden, larven in maag en darmen) [DC 18 (1950)] III-4-2
dak dak: dāk (Maasbracht) Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.] II-9
dal, vallei laagte: liegdje (Maasbracht), liègdje (Maasbracht) laagte [SGV (1914)] || laagte (tussen 2 heuvels) [ZND 29 (1938)] III-4-4
damesblouse bloes: bloes (Maasbracht) damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)] III-1-3
dameshoed? hoed: hood (Maasbracht) dameshoed [N 25 (1964)] III-1-3
dameskous? hoos: An hùbste ei paar nuuj hoase (Maasbracht) Anna, heb je een paar nieuwe kousen? [DC 14A (1946)] III-1-3
damesmantel damesmantel: damesmantjel (Maasbracht, ... ), mantel: mantjel (Maasbracht), mantjels (Maasbracht) damesmantel; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || damesmantel; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || mantel [SGV (1914)] || mantels (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
damesschoen met hoge of halfhoge hak schoen met hoge hak: sjoen met hoög hakke (Maasbracht) damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)] III-1-3
damp, stoom damp: damp (Maasbracht), stoom: stoum (Maasbracht), zwaam: ps. de aa: kan ik niet goed omspellen; dit heb ik letterlijk overgenomen!  zjwaa:m (Maasbracht) damp van kokend water [DC 28 (1956)] || stoom [SGV (1914)] III-4-4