e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

Gevonden: 3406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deklatten daklatten: dāklatǝ (Maasbracht) De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a] II-9
deksel deksel: dèksel (Maasbracht) deksel [SGV (1914)] III-2-1
deksel van de karnton stopsel: stø̜psǝl (Maasbracht) Deksel met een opening voor de karnstaf. [A 7, 21; JG 1a, 1b; Ge 22, 38; N 12, add.] I-11
dempig dempig: dɛmpex (Maasbracht) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
denken denken: dinke (Maasbracht, ... ) denken [SGV (1914)] || denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)] III-1-4
dennenappel dennenschob: denneschoap (Maasbracht) dennenappel [SGV (1914)] III-4-3
dennennaalden spangen: spang (Maasbracht) dennennaald [SGV (1914)] III-4-3
desemen zuren: zūūren (Maasbracht) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3
deugniet deugniet: deugneet (Maasbracht) deugniet [SGV (1914)] III-1-4
deuk in een hoed dumpel: dumpel (Maasbracht) deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] III-1-3