id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17710 | geluidloos een wind laten | een wind laten: eine windj laote (Maasbracht), ene laten vliegen: eine laote vleege (Maasbracht) | geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)] III-1-1 |
19227 | gemakkelijk | gemakkelijk: gemekkelik (Maasbracht) | gemakkelijk [SGV (1914)] III-1-4 |
25526 | gemalen, niet gezuiverd graan | roggemeel: rø̜gǝmē̜l (Maasbracht), tarwe: tɛrf (Maasbracht) | De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a] II-1 |
18945 | gemeen | gemeen: gemein (Maasbracht), onnut: ondeugd onnöt (Maasbracht) | gemeen [SGV (1914)] || smerig, slecht, gemeen: Kent of kende men in uw dialect een woord onnut, ont, oent, onter, ontig, ontieg in de betekenis van ---? Voorbeeldzin? [DC 39 (1965)] III-1-4 |
21465 | gemeente | gemeente: gemendje (Maasbracht) | gemeente [SGV (1914)] III-3-1 |
33670 | gemeenteweide | gemeente: gǝmęi̯njdjǝ (Maasbracht) | Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.] I-8 |
19067 | gemok | gebronk: gebronk (Maasbracht), gemok: gemok (Maasbracht) | gemok [SGV (1914)] III-1-4 |
33319 | gepachte hoeve, pachtgoed | gepachte hof: gǝpɛx˱djǝ [hof] (Maasbracht) | Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6 |
17560 | geraamte | geraams: geraims (Maasbracht), geraamte: gerèmjd (Maasbracht) | geraamte [N 10a (1961)] || geraamte, skelet [SGV (1914)] III-1-1 |
18939 | gereed | klaar: klaor (Maasbracht), kloar (Maasbracht) | klaar [SGV (1914)] || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)] III-1-4 |