21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) plekken:
plekke (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21402 |
(geen) waarde |
(geen) waarde:
wêrde, det heet gĕĕn wêrde (L267p Maasbree)
|
waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18809 |
(iets) bevinden |
bevinden:
cf. VD s.v. "bevinden"(overg.) 1. iets (dat in een bep. van gesteldh. of in een bijzin wordt uitgedrukt) als resultaat van een waarneming, een onderzoek vaststellen.
bevinge (L267p Maasbree)
|
vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21779 |
(kleine) zelfstandige |
kramer:
kriëmer (L267p Maasbree),
middenstander:
middestander (L267p Maasbree)
|
Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21955 |
(melk) voederen |
voederen:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!
voöre (L267p Maasbree)
|
Hoe heet verder: het opgeven van die melk aan de jongen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22095 |
<naam> |
<naam>:
naamdaag (L267p Maasbree),
naamfiees (L267p Maasbree),
naamfiës (L267p Maasbree)
|
Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
falie:
falie (L267p Maasbree)
|
falie [SGV (1914)]
III-1-3
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
almoos (L267p Maasbree)
|
aalmoes [SGV (1914)]
III-3-1
|
31252 |
aambeeld |
aanbeeld:
ambelt (L267p Maasbree)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|
18097 |
aambeien |
aambeien:
aambeien (L267p Maasbree),
bikaard:
bikaard (L267p Maasbree)
|
Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (speen, spenen, blikaar(d)s, aambeien, puisten, bikaards, vijgpuisten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|