id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33414 | eendenhok | eendenhok: ēŋǝ(n)hǫk (Maasbree) | Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j] I-6 |
34400 | eenmaal geschoren schaap | schaap: sxǭp (Maasbree) | Vergelijk ook het lemma SCHAAP (2.1.1). [schaap met 6 tanden; heeft de mond vol] I-12 |
18851 | eenvoudig | eenvoudig: ēenvoudig (Maasbree), gewoon: gewoën (Maasbree), gewōēn (Maasbree) | eenvoudig [SGV (1914)] || zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
21517 | eenzaam | alleen: allein (Maasbree), eenzaam: einzaam (Maasbree) | alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] III-3-1 |
18960 | eerlijk | eerlijk: ierlijk (Maasbree), ierlik (Maasbree), iërlik (Maasbree) | eerlijk: Jullie moeten die snoepjes - delen [DC 39 (1965)] || zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)] III-1-4 |
22330 | eerlijk in het spel | eerlijk: ieerlik (Maasbree), irleͅik (Maasbree) | Eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
24010 | eerste communie | eerste communie (<lat.): ierste kommunie (Maasbree) | De eerste H. Communie. [N 96D (1989)] III-3-3 |
24043 | eerste mis van de neomist | eerste mis: ierste mès (Maasbree) | De eerste H. Mis van de Neomist in de parochie van herkomst [priemiets, ieësjte maes]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23782 | eerste zondag van de vasten | eerste zondag van de vasten: ierste zonnig van de vaste (Maasbree) | De eerste zondag van de vasten (Fakkelzondag, walmenzondag). [N 96C (1989)] III-3-3 |
24972 | eerstvolgend, ernaast | naast: naost (Maasbree) | eerstvolgend, direct op een genoemde volgend [naast] [N 91 (1982)] III-4-4 |