e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

Gevonden: 4847
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eigendom dat is van mich: de’s van mich (Maasbree), eigendom: eigendom (Maasbree), mien eigedôm (Maasbree) de omstandigheid dat een zaak iemand toebehoort; het recht iets zijn eigen te noemen [eigendom, maagschap] [N 89 (1982)] || Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)] III-3-1
eigenwijs eigenwijs: eigenwies (Maasbree) eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)] III-1-4
eik eikenblad: -  eikeblaad (Maasbree), eikenboom: ɛi̯kənboͅu̯m (Maasbree), -  eikenbaum (Maasbree) eik [DC 04 (1936)], [RND] || eik (Quercus robur) [DC 39 (1965)] III-4-3
eikel eikel: ɛi̯kəls (Maasbree), -  eikels (Maasbree, ... ) eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)] III-4-3
eikvaren eikelvaren: -  eikelvaren (Maasbree) gewone eikvaren [DC 60a (1985)] III-4-3
einde, wiek roede: roede (Maasbree) Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3
ekster engerst: aengers (Maasbree), aengest (Maasbree), èngerst (Maasbree), êngest (Maasbree) ekster [SGV (1914)] || Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)] III-4-1
eksteroog eksteroog: eksteraog (Maasbree), engerstenoog: aengersteaug (Maasbree), engestenoug (Maasbree) likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] || Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)] III-1-2
el, maat van 0,69 m el: el (Maasbree, ... ) de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)] III-4-4
elkaar in de staart bijten staartbijten: startbīǝtǝ (Maasbree) Gezegd van de biggen. [N 76, 30] I-12