23380 |
glas-in-loodraam |
glas-in-lood:
glaas in loed (L267p Maasbree),
glas-in-loodraam:
glaas in loeedraam (L267p Maasbree)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30681 |
glasbreker |
glasgruizer:
glās˲grȳzǝrs (L267p Maasbree)
|
IJzeren lemmet met inkepingen voor verschillende diktes van glas, dat wordt gebruikt wanneer de bij het glassnijden af te breken stroken glas te smal zijn om met de hand aan te vatten. [N 67, 58c]
II-9
|
30678 |
glaskrabber |
glaskrebber:
glaskrɛbǝr (L267p Maasbree)
|
Werktuig om kleine verfspatjes van glas te verwijderen. In Q 121 verwijderde men overtollige verf ook door het glas nat te maken en vervolgens met een muntstuk over de spatjes te wrijven. In K 353 werd hiervoor een koperen geldstuk gebruikt. [N 67, 56b]
II-9
|
30792 |
glasrek |
gereedschapsbakje:
gǝręjtsxaps˱bɛkskǝ (L267p Maasbree)
|
Vierkant rooster met aan de onderzijde een bakje, waarin het glas, de hamer, de stopverf, etc. gelegd kunnen worden. [N 67, 91]
II-9
|
30680 |
glassnijder |
glassnijder:
glāssnijǝr (L267p Maasbree)
|
Instrument waarmee het glas op maat wordt ingeritst. De glassnijder kan zijn samengesteld uit een houten handvat waaraan een diamant is bevestigd, maar er bestaan ook uitvoeringen waarbij het glas met behulp van een stalen wieltje wordt ingeritst. Aan de zijkant van de kop van de glassnijder zijn soms enige inkepingen aangebracht, die corresponderen met de verschillende glasdiktes. Zij worden gebruikt om het glas af te breken. In Q 203 werden deze inkepingen 'de tanden' ('dǝ t'ŋ') genoemd. Zie ook afb. 98. [N 67, 58a; N 67, 58b; monogr.]
II-9
|
30682 |
glassnijder voor ronde vlakken |
rondsnijdapparaat:
roŋksni-apǝrāt (L267p Maasbree)
|
Glassnijder bestaande uit een rubber of kunststof dop waaraan een 3600 draaibare metalen lat is bevestigd. De glassnijder wordt met behulp van een stelschroef op de lat vastgezet. Door de dop op het glas vast te drukken en tegelijkertijd met de glassnijder een ronddraaiende beweging te maken, wordt het glas cirkelvormig ingeritst. [N 67, 58d]
II-9
|
30683 |
glastang |
glastang:
glāstaŋ (L267p Maasbree)
|
Tang die bij zeer dik glas wordt gebruikt om na het snijden de overtollige stroken af te breken. [N 67, 58e]
II-9
|
20556 |
glazig |
glazerig:
glazerig (L267p Maasbree),
glazerige petat (L267p Maasbree),
waterpatat:
waterpetat (L267p Maasbree)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17626 |
glazuur |
email:
émáí (L267p Maasbree)
|
Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
22376 |
glijbaan |
roetsjbaan:
roetsbaan (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree,
L267p Maasbree)
|
Glijbaan. || Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|