21329 |
grof |
grof:
grōōf (L267p Maasbree)
|
grof [SGV (1914)]
III-3-1
|
17547 |
grof gebouwd |
grof:
groof (L267p Maasbree)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17548 |
grof gebouwd persoon |
grove patroon:
ne grove pötroën (L267p Maasbree)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17549 |
grof gebouwde vrouw |
mokkel:
en móchel (L267p Maasbree)
|
fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
19979 |
grommen |
grommen:
grômme (L267p Maasbree)
|
Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
33321 |
grond waarop de boerderij staat |
plaats:
plāts (L267p Maasbree)
|
Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.]
I-6
|
33674 |
grond, aarde |
aarde:
ɛ̄rt (L267p Maasbree),
grond:
groŋk (L267p Maasbree),
groŋkt (L267p Maasbree)
|
De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
30722 |
gronden |
gronden:
grǫndǝ (L267p Maasbree)
|
Een grondverflaag aanbrengen. [N 67, 72a]
II-9
|
30759 |
grondpapier |
grondpapier:
groŋkpǝpēr (L267p Maasbree)
|
Het papier dat onder het eigenlijke behang wordt aangebracht. Uit het woordtype 'gazettenpapier' blijkt dat ook krantenpapier als grondpapier werd gebruikt. Volgens de invuller uit Q 32 gebeurde dit echter alleen bij arme mensen. [N 67, 92c]
II-9
|
30597 |
grondverf |
grondlak:
groŋklak (L267p Maasbree),
grondverf:
groŋk˲[verf] (L267p Maasbree)
|
Verf die dient als ondergrond voor een dekverf. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18b]
II-9
|