e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halssnoer ketting: ketting (Maasbree), kraal: kral (Maasbree), snoer: snoor (Maasbree) aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)] III-1-3
halssteen baansteen: baansteen (Maasbree) Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4] II-3
halve maan, eerste kwartier eerste kwartier: ĭĕste keteer (Maasbree), wassende maan: wassende maon (Maasbree) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve maan, laatste kwartier laatste kwartier: laeste keteer (Maasbree) schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
halve steen (een) halve: halǝvǝ (Maasbree) Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8
halve zondag zondag zonder schoon hemd: zonnig songer schain hèmd (Maasbree) Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] III-3-3
halvezool halflap: halǝflap (Maasbree) Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a] II-10
halvezool [wld ii.10, p. 60] halflap: halleflap (Maasbree) Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)] III-1-3
hand hand: hānkt (Maasbree), heng (Maasbree) hand [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)] III-1-1
handboei handboei: hankboeie (Maasbree) de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)] III-3-1