21752 |
in beslag nemen / beslag leggen op |
in beslag:
in beslaag (L267p Maasbree)
|
het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kiste (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
30623 |
in de rot zetten |
in de rot zetten:
en dǝ rǫt ˲zętǝ (L267p Maasbree)
|
Pasgemaakte loodwitverf enige maanden laten staan. Wanneer loodwit met lijnolie tot een dik deeg wordt aangemengd, heeft er een verzepingsproces plaats, waardoor de verf fijner van korrel wordt en een dekkender verflaag oplevert. Dit gaat met een kleine temperatuursverhoging gepaard en is na een paar maanden geëindigd (Zwiers II, pag. 303). [N 67, 27a]
II-9
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
doffen:
doefe (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18227 |
in lompen gekleed |
schamel:
schaemel (L267p Maasbree),
schémel (L267p Maasbree)
|
in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20383 |
in ondertrouw gaan |
aangeven:
aangééve (L267p Maasbree),
in ondertrouw gaan:
in ôngertrouw gaon (L267p Maasbree)
|
aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaande echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20252 |
in verwachting zijn |
groot gaan:
grōēt gaon (L267p Maasbree),
inkopen gedaan hebben:
inkaupe gedaon hebbe (L267p Maasbree),
met een kromme scholk lopen:
cf. VD s.v. "scholk"(samentrekking van schortedoek) (gew.) schort
met nne krômme schollik laupe (L267p Maasbree)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
21856 |
in voorraad |
voorraad (zn.):
veurraod (L267p Maasbree)
|
in voorraad zijn [staan, voorradig zijn] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
31069 |
inbranden |
warm maken:
wɛrm mākǝ (L267p Maasbree)
|
Het aanbrengen van de was met een warm polijstinstrument. Na het likken of aftrekken worden hak en kanten ingebrand. Dit gebeurt niet om deze alleen maar glimmend te maken maar ook om ze hechter en beter bestand te maken tegen de invloeden van vocht en nattigheid. [N 60, 134c]
II-10
|
18037 |
indigestie (hebben) |
mook:
moek (L267p Maasbree)
|
Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)]
III-1-2
|