30980 |
inplakzool |
inplakzooltje:
enplɛkzølkǝ (L267p Maasbree)
|
Het zooltje dat in het betere schoeisel ingeplakt wordt. [N 60, 171c]
II-10
|
18473 |
inplakzool [wld ii.10, p. 35] |
inplakzooltje:
inplekzulke (L267p Maasbree)
|
Het zooltje dat in betere damesschoenen ingelijmd wordt? (inplakzooltje?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30916 |
inschot |
inschot:
ensxǫt (L267p Maasbree)
|
De plaats waar men met de voet in de schoen schiet. [N 60, 29; N 60, 192]
II-10
|
18490 |
inschot [wld ii.10, p. 24] |
inschot:
inschot (L267p Maasbree)
|
De plaats waar men met de voet in de schoen schiet (inschot)? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30723 |
inschuren |
in de verf schuren:
en dǝ vɛrǝf sxōrǝ (L267p Maasbree)
|
Met behulp van puimsteen in de natte grondverf schuren om de verflaag te doen hechten aan de plamuurlaag. [N 67, 72b]
II-9
|
29263 |
inslag |
zwikinslag:
zwekenslāx (L267p Maasbree)
|
Het stuk overleer dat men bij het overhalen over de rand van de binnenvoet trekt om dit tussen binnenzool en tussenzool te kunnen vastnaaien. [N 60, 86]
II-10
|
18501 |
inslag [wld ii.10, p. 39] |
zwikinslag:
zwik-inslaag (L267p Maasbree)
|
Het stuk overleer dat men bij het overhalen over de rand van de binnenvoet trekt om dit tussen binnenzool en tussenzool te kunnen vastnaaien? (inslag?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
31018 |
insmeren |
insmeren:
ensmę̄rǝ (L267p Maasbree)
|
Het met lijm besmeren van de bovenzool na het kloppen. "De bovenzool wordt, na eerst ruw uitgesneden en in water elastisch te zijn gemaakt, op een kei geklopt om eventueel later trekken te voorkomen, daarna met lijm besmeerd en met een paar spijkers aan de hak en één bij den neus voorlopig vastgezet." (Directie, pag, 301). [N 60, 100]
II-10
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enspanǝ (L267p Maasbree)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introitus (L267p Maasbree)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|