24676 |
kaardenbol |
distel:
distel (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
kaarddistel [SGV (1914)] || kaarddistel (VanDale: gew. ben.vd kaardebol) [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kars (L267p Maasbree)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
23406 |
kaarsenbak |
kaarsenbak:
karsenbak (L267p Maasbree)
|
De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23596 |
kaarsendover |
domper:
domper (L267p Maasbree)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23598 |
kaarsenpit |
lemmet (<lat.):
lement (L267p Maasbree)
|
De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22392 |
kaart met prentje |
prentje:
printje (L267p Maasbree, ...
L267p Maasbree)
|
Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
ka.rtə (L267p Maasbree)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|
22386 |
kaarten voor geld |
voor guldens spelen:
vur gulles speule (L267p Maasbree)
|
Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kîês (L267p Maasbree)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
24833 |
kaasjeskruid |
kattekaas:
katǝkiǝs (L267p Maasbree),
kattekaasje:
katekiǝskǝ (L267p Maasbree),
kattenkaas:
kattekiës (L267p Maasbree),
kattenkaasje:
kattekiëskes (L267p Maasbree)
|
kaasjeskruid, groot [DC 52 (1977)], [DC 52 (1977)] || Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.]
I-5, III-4-3
|