e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kans kans: kans (Maasbree) De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] III-3-2
kantlikker kantelekker: kaŋktǝlɛkǝr (Maasbree) Het ijzeren instrument op een houten handvat waarmee men de kanten polijst door er was in te branden. Zie afb. 63. [N 60, 138a] II-10
kantongerecht kantongerecht: kantongerecht (Maasbree) het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)] III-3-1
kantplank stortplank: stǫrtplaŋk (Maasbree  [(meervoud: stǫrtplɛŋk)]  ) Aan de staanders bevestigde, opstaande plank die moet voorkomen dat er materiaal van de steigervloer naar beneden valt. Zie ook afb. 18. [N 32, 3d; monogr.] II-9
kapelaan kapelaan: kaplaon (Maasbree) Een kapelaan [ôngerpastoeër]. [N 96D (1989)] III-3-3
kapelletje kapelletje: kapelke (Maasbree), kepelke (Maasbree) Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaphamer kaphamer: kaphāmǝr (Maasbree) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de bikhamer heeft aan één uiteinde een horizontale, spits toelopende staart, terwijl het andere uiteinde van een verticale, spits toelopende staart is voorzien. Er bestaan ook uitvoeringen waarvan de kop aan één kant is uitgevoerd met een dik vierkant uiteinde, terwijl de andere kant een horizontaal spits toelopende staart heeft. Zie ook afb. 8. Het woord 'verkeerhamer' werd volgens Van Houcke (pag. 132) in Turnhout en omgeving gebruikt. [N 30, 15a; monogr.] II-9
kapheep heep: hiǝp (Maasbree) Hakmes waarmee men mortelresten van oude metselstenen verwijdert. Zie ook afb 10. [N 30, 15d; monogr.] II-9
kapmes kapmes: kapmɛts (Maasbree) Mes dat wordt gebruikt voor het uithakken van oude stopverf uit sponningen. [N 67, 54d] II-9
kapucijner bruine bonen: WLD  brōēn bōēn (Maasbree), kapucijners: Venlo e.o.  kappöseiner (Maasbree) De capucijner; het zaad van een erwtesoort, vrij groot en vaalbruin van kleur; bij het koken blijft het heel en wordt bruin; het wordt ook jong en vers gegeten (grauwe erwt, oud wijf, keker, schokker, sisser, kapucijner, kapusien). [N 82 (1981)] I-7